Tanzania is een kinderrijk land. Kinderen onder de 14 jaar vormen maar liefst ruim 40 procent van de bevolking. In Nederland is dat percentage 16. Onderweg door Tanzania zie ik dan ook veel kinderen. In een draagdoek op de rug, in groepjes van verschillende leeftijden en in grotere groepen in schooluniform. Ik ben op bezoek bij een basisschool in Newala. De klaslokalen zijn ondergebracht in enkele lage, okerkleurige gebouwen die haaks op elkaar staan. In het ruime middenterrein staan grote, oude bomen. Er groeit gras in de schaduw, paden van rood zand doorsnijden de ruimte. Kinderen lopen in groepjes en zitten op de grond. Er is niets overbodigs, alles is van een pure eenvoud.  Ik ga op een stenen rand tegen een schoolgebouw zitten en pak mijn aquarelverf en papier. Nog voor ik iets op papier heb gezet staat er al een kring kinderen om mij heen. Ze volgen mijn handelingen met veel aandacht. Even later staan ze drie rijen dik. Met handgebaren maak ik duidelijk dat ze niet in mijn gezichtsveld moeten staan. Dat helpt dan even. Ook de hoofdmeester komt langs om kennis te maken. Hij vertelt dat het voor de kinderen iets geheel nieuws is, een schilder die de wereld om hen heen als onderwerp neemt. Ze blijven in stille aandacht naar mij kijken. Pas als ik aan het eind wat figuurtjes in de aquarel zet hoor ik ze opmerkingen tegen elkaar maken en lachen. Met een hoofd vol indrukken sta ik op. Die neem ik mee naar mijn atelier.

 

Gerrit Faber,  februari 2020